Initiatief

Bij mensen met een beschadiging aan de voor/ binnenzijde van de hersenen (ventromediale prefrontale cortex: zie afbeelding) en/ of delen van de basale ganglia (binnenhersenen) door bijvoorbeeld een CVA, tumor of hersentrauma is het mogelijk dat het vermogen om initiatief te nemen verminderd of verloren gaan. Er is minder of geen doelgericht gedrag aanwezig. In de ventromediale prefrontale cortex is bij wijze van spreken de wil gelegen. Ook kan doelgericht gedrag verminderd zijn door een emotionele vervlakking (orbitofrontale prefrontale cortex: zie afbeelding); men is vlak, niets is leuk meer (anhedonie: het niet meer kunnen ervaren van vreugde) en onderneemt daardoor niets. Tevens kan er een verminderde initiatiefname zijn doordat men niet meer weet hoe een handeling te beginnen (ook wel ‘cognitieve inertie’ genoemd: meer dorsolaterale prefrontale hersengebieden: zie afbeelding). Deze groep mensen onderneemt dus weinig of niets vanuit zichzelf maar kan vaak wel tot handelen komen wanneer er door een externe persoon een specifieke opdracht wordt gegeven. Dit geldt voornamelijk voor de groep mensen met een ventromediale beschadiging.

Bij cognitieve inertie zal er begeleiding nodig zijn voor het succesvol volbrengen van een taak.
Wanneer men in een instelling verblijft wordt een vermindering van doelgericht gedrag soms niet als probleem gezien. Men veroorzaakt immers geen overlast. Tevens kan het zijn dat door de structuur van de instelling het verminderde initiatief niet duidelijk aan het licht komt. Men doet trouw wat er gevraagd wordt: gaat voor de lunch aan tafel tezamen met anderen en volgt trouw het therapierooster. Wanneer deze mensen in een latere fase eventueel naar huis gaan ontbreekt deze noodzakelijke structuur.

In de thuissituatie wordt het nietsdoen echter veelal wel als zorgelijk ervaren door naasten. Wanneer de oorzaak van het probleem niet goed begrepen wordt kan het zijn dat naasten denken dat iemand lui is of geen zin heeft en kunnen er dysfunctionele gedachten ontstaan: “hij wordt te veel verwend”, “zij weet drommels goed wat ze doet”, “hij vertikt het om het zelf te doen”. Als gevolg hiervan kunnen mensen juist onder- of overvraagd worden en kunnen er problemen in de relatie ontstaan.
Het is dus belangrijk om problemen met het nemen van initiatief te onderkennen (heteroanamnese, observaties en schalen) waarna uitleg (psycho- educatie) moet worden gegeven en in overleg met betrokkenen structuur moet worden geboden. Ook is het altijd de moeite waard om uit te zoeken of er bezigheden zijn waar iemand nog wel ‘warm voor loopt’.
Ed Janssen, fysiotherapeut in de neurorevalidatie en docent ITON
Literatuur:
B. van Cranenburgh: Neuropsychologie en Neurorevalidatie
D. Vink: Apathie bij ouderen
R. Ponds: Neuropsychologische behandeling

Meer neuroweetjes